Hoe zorg je ervoor dat de oude economie daadwerkelijk naar de nieuwe groene economie transformeert? Dat vind ik de belangrijkste vraag van de aankomende 10 jaar. Er is nog nooit zoveel draagvlak geweest om onze economie en het bedrijfsleven duurzamer en socialer te gaan maken. Dat draagvlak bevindt zich bij de medewerkers en de klanten van bedrijven. Maar ook in de samenleving een duidelijk draagvlak voor verandering, woorden worden steeds meer echte daden.
Wetenschappers tonen keer op keer aan wat de negatieve impact is van bijvoorbeeld een scheve inkomstenverdeling, de uitstoot van CO2 of het effect van het verdwijnen van een deel van de biodiversiteit. Maar ook tonen wetenschappers aan dat bedrijven die tot de top-performers op het gebied van duurzaamheid in hun sector behoren, ook de beste bedrijfseconomische resultaten boeken. Er zijn tal van causale verbanden te leggen tussen directe en indirecte effecten van bedrijfsvoering en hun maatschappelijke impact.
Overheden, lokaal, provinciaal en nationaal investeren in een duurzame en inclusieve samenleving. COVID-19 steunfondsen krijgen duurzame randvoorwaarden, zover dat mogelijk is. De Green Deal van de EU gaat voor een groene transitie zorgen. Want dat er een transitie plaats moet vinden lijkt iedereen wel te begrijpen. Waar duurzaamheid en duur, vaak nog als synoniemen werden gezien, is de associatie steeds meer ‘beter’ geworden. En alhoewel de vinger nog steeds naar een ander gewezen wordt, zien we belangrijke ontwikkelingen die wijzen op de transitie.
Een zeer relevante ontwikkeling vind ik de financiële sector. Banken, verzekeraars, institutionele beleggers zijn de afgelopen 1-3 jaar van behoudend naar aanjagers getransformeerd. Steeds meer economen en financieel gedreven mensen begrijpen heel goed dat er een transformatie moet plaatsvinden, simpel weg om financiële redenen. De term ‘resilent’ en ‘sustainable’ lijken met elkaar verbonden te zijn. En zeker voor risico mijdende instellingen is dat wel een heel belangrijk verbond. Veel banken zijn ‘om’ en positioneren zichzelf als steeds groener en socialer. Waar de sector in 2008 nog de schuld van de crisis kreeg, neemt dezelfde sector nu het voortouw.
Het einde van de tunnel
Maar dit alles bij elkaar lijkt niet voldoende om de enorme transformatie van ‘oud’ economisch denken en handelen naar de ‘nieuwe’ duurzame en inclusieve economie te brengen. In ieder geval niet snel genoeg. Ik heb het al vaker betoogd, we hebben een evolutie nodig, geen revolutie, want we willen een blijvende verandering. Maar als de evolutie zichtbaar niet snel genoeg gaat, neemt ook het ongeduld toe. Impact meten is een antwoord op dat ongeduld en laat het licht zien aan het einde van de tunnel.
Dit geldt niet alleen voor de maatschappelijke uitdagingen waarvoor wij staan, maar zeker ook voor de prestaties van bedrijven op dit gebied. Om een voorbeeld van een bank aan te halen: wat is de impact van het verstrekken van een groene hypotheek? Duurzaam want er zijn energie-label eisen aan de hypotheek verbonden. Maar ook sociaal, want er kan iemand een woning kopen. Het kwantificeren van een dergelijk transactie op impact heeft weinig zin, maar als het om alle transacties op dit gebied gaat van een hypotheek verstrekker, wordt de impact ineens een stuk duidelijker. Hiermee wordt de impact van de transitie van de ‘oude’ hypotheekvorm naar de ‘nieuwe’ ineens zichtbaar en waardevol. En door het volgen van deze impact in tijd en zelfs sector breed wordt duidelijk hoever we met de transitie zijn.
Op basis van impact waarderingen kunnen maatschappelijke doelen en commerciële doelen van een organisatie samenvallen en uiteindelijk zelfs optellen. Iedere organisatie moet hun maatschappelijke impact berekenen en op sturen. Publiceren hoeft niet, maar is wel inspirerend. Dat zal meer organisatie stimuleren om hun transformatie van ‘oude’ naar ‘nieuwe’ economie te duiden.